Over dromen, hoop en vriendschap
Een jongetje zat aan de waterkant te vissen, zijn dobbertje ging met de
kleine rimpels zacht op en neer, verder gebeurde er niets. Vol moed en
verwachting staarde hij de hele dag naar het plekje waar hij beweging
verwachtte. In een droom had een vis hem verteld dat hij op deze plek vandaag
te vangen was.
Reeds van de vorige dag hoopte hij hem te zien, hem in zijn handen te
houden en toe te fluisteren hoe schoon en blinkend hij wel was, en dat hij voortaan altijd aan
hem zou denken als een goede vriend. Want hij was van plan hem na het vangen
terug de vrijheid te geven, om hem later nog vaak te kunnen zien en samen aan
de waterkant te zitten als dikke maatjes.
Maar zijn dobbertje roerde niet en het werd avond, de koelte kwam over
zijn ongrijpbare verlangen, trok over zijn schouders heen en kroop in zijn hart
dat stilaan kromp en pijn in zijn borst veroorzaakte. Zijn broze hoop kreeg
scheurtjes en twijfel overviel hem als een zware last die hij moeilijk kon
dragen.
Had hij de vis wel goed verstaan, was het wel op deze plek en vandaag.
Was zijn aandacht wel altijd naar dat plekje op het blinkende wateroppervlak
geweest, had de zon hem niet verblind of had hij misschien onoplettend de
andere kant opgekeken, was hij niet even ingedompeld en had zo de vis gemist.
Hij trachtte de schuld van het gemiste rendez-vous op zich te nemen,
maar ergens voelde hij ook dat het ook maar een droom zonder meer kon geweest
zijn. Of was hij gewoon maar naar het water gelokt en had de vis niet de
bedoeling hem daar te ontmoeten.
De zon daalde in zijn dagelijkse ritme lager en lager tot haar licht
verzwakte en het blauwe scheidingslicht tussen dag en nacht zijn korte bestaan
genoot om de wereld der dromers terug aan hen te openbaren.
In een kort moment zag het kleine jongetje een opwaarts gerichte kolom
van groen licht waar de zon was ondergegaan, een zeldzaam natuurverschijnsel.
Verbaast als hij was zat hij gebiologeerd naar de plek aan de horizon te kijken
waar het wondermooie gebeuren had
plaatsgehad en wist niet wat hem overkwam.
Hij voelde iets in zijn hart dat de kramp die hij kort er voor nog had
deed verdwijnen. Het was hoop en vertrouwen die als een warme en onspannende
adem hem omsloot zodat hij de opkomende nachtkoude niet merkte. In het donkere
water keek een prachtige groene vis met hemelblauwe vinnen naar het wezentje op
de oever en weende bedroefd omdat hij de afspraak had gemist.
Had hij het jongetje wel goed ingelicht, was het op deze plek
afgesproken. Had hij wel duidelijk gezegd welke dag, of was het toch vandaag en
had hij de tijd niet vergeten met wat zorgeloos rond te zwemmen en zich te
spiegelen in de heerlijke zonnestalen.
Ook hij verschrompelde aan twijfels en schuldgevoelens en voelde die verschrikkelijke
leegte van onvervulde beloften. Maar voor hij ten onder ging tussen schuld en
twijfel, kwam na een groene flits van licht, het verlossende gebaar van het
jongetje dat hem vriendelijk wenkte om op de oever bij hem plaats te nemen, en
samen de droomnacht in te gaan.
Had de vis nu over een jongetje gedroomd, of was het nu andersom wie zal
het zeggen, wie maakt dromen en voor wie. Schuldgevoel en twijfel kunnen zwaar
wegen, wie echter na een zonsondergang de groene flits heeft gezien weet wat hoop
en vertrouwen is. En als je ooit in iemand zijn ogen zo een kort groen
schijnsel ziet, is dat waarschijnlijk bij een vriend en mag je van hem houden
en je dromen toevertrouwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten